Biografie

Inleiding

Bijgaand artikel werd in mei 1994 gepubliceerd als bijdrage aan het boek ‘De Arnhemse School / 25 jaar kunstpraktijk’ (ISBN 90-74485-08-1 geb.)

Onno van Dokkum, citaat:

"Voor mij is de natuur een onuitputtelijke inspiratiebron. Waar het mij om gaat is het zichtbaar en tastbaar maken van de in de natuur voorkomende wetmatigheden. Ik wil mensen op een nieuwe manier naar natuurlijke fenomenen laten kijker. Ik wil anderen deelgenoot maken van mijn eigen fascinatie voor de mechanische en kinetische aspecten die schuilgaan in de natuur. Met name de vouwstructuren, de ontplooiingsmechanismen, het vermogen te groeien en te krimpen hebben altijd mijn bijzondere aandacht.” 

Voorafgaand aan zijn tijd op de afdeling Monumentaal Nieuwe Stijl, studeerde Onno van Dokkum (Arnhem, 1943) eerst twee jaar bouwkunde aan de HTS in Arnhem en een jaar Schilderen op de Arnhemse Academie voor Beeldende Kunsten. Drie jaar na het behalen van zijn diploma sloot hij ook een opleiding tot architect af aan de Academie voor Bouwkunst in Arnhem. Deze laatste studie was hij begonnen vanuit de gedachte dat hij samen moest kunnen werken met architecten en daarom ook vanuit hun gedachtenwereld moest leren redeneren. 

Mensen waar van Dokkum zich sterk door geïnspireerd voelt zijn Buckminster Fuller, Kenneth Snelson, Ricky en Chuck Hobermann

In 1974 ontwierp Van Dokkum een zogenaamde tensegrity-structuur voor de Pedagogische Academie in Emmen, die bestaat uit  48 verticale en horizontale aluminium buizen en 184 staalkabels die elkaar in evenwicht houden. 

Hoezeer Van Dokkum achter zijn ideeën over een stimulerende woonomgeving is blijven staan wordt duidelijk uit zijn plan voor kwaliteitsverbetering van de openbare ruimtes in de buurt rond de Karel Doormanstraat in Groenlo, welke hij in 1992 heeft geschreven. Het blijkt in de huidige stedenbouwkundige situaties nog steeds noodzakelijk te zijn om veranderingen aan te brengen, waardoor de bewoners meer betrokken raken bij hun woonomgeving. Van Dokkum ziet het als zijn taak de beeldende aspecten van de middelen die bij de inrichting van de wijk gebruikt worden te verduidelijken en te versterken, zodanig dat er identiteit en mogelijkheden tot oriëntatie en plekvorming ontstaan. Hij gaat hierbij uit van een grote mate van inspraak van de bewoners, die hun wensen en kritiek aan de kunstenaar kenbaar maken. Een omgevingskunstenaar moet zijn persoonlijke beeldend vermogen in dienst stellen van een programma van eisen dat essentieel is voor de leefbaarheid van de wijk. 

Tegelijkertijd is Van Dokkum zich er echter van bewust dat de kunstenaar de taak heeft om aan te geven wat uiteindelijk het meest wenselijk is in de gegeven situatie. De kunstenaar is namelijk diegene die beeld en omgeving op elkaar kan afstemmen waarbij het beeldende aspect niet uit het oog verloren wordt. Voor wat betreft de buurt rond de Karel Doormanstraat stelde Van Dokkum voor om een kunstwerk te ontwerpen dat onlosmakelijk verbonden is met de plek waar het wordt geplaatst. Dit kunstwerk zou een abstracte vorm moeten hebben, waardoor de bewoners van de wijk meer hun eigen betekenissen aan het beeld kunnen geven.

Van Dokkum heeft altijd een grote interesse gehad voor bewegings- tijd-, licht- en ruimteaspecten, zoals die zich in de natuur volgens vaststaande patronen voordoen. Gebruik makend van technische hulpmiddelen kan Van Dokkum wetmatigheden die van kracht zijn in de natuur zichtbaar maken. Zo heeft hij regelmatig een constructiesysteem toegepast dat bekend staat onder de naam 'Tensegrity': door een evenwicht te creëren tussen trek- en drukkrachten ontstaat een vormenwereld die kenmerkend is voor een hoge mate van ‘zuiverheid’. 

Een voorbeeld hiervan is het eerder genoemde transparante beeld in de hal van de Pedagogische Academie in Emmen, waarvan de elementen op hun plaats worden gehouden door een systeem van kabels. 

In hetzelfde jaar ontwierp Van Dokkum ook een kinetisch object voor de vijver van het hoofdgebouw van de AMEV in Utrecht. Drie ‘puntige’ vormen, die associaties oproepen met vleugels, kunnen om hun lengte-as bewogen worden door de wind. Door hun grote oppervlak nemen ze elkaar tijdens de draaibewegingen letterlijk de wind uit de zeilen, waardoor de bewegingen volkomen willekeurig zijn. De weerspiegeling in het water vergroot het kijkspel. Van Dokkum heeft zich laten inspireren door het idee dat de werknemers in het gebouw zich bevinden in een klimatologische constante omgeving. De weersomstandigheden buiten kunnen door hen allen visueel ervaren worden. Door de condities buiten invloed te laten uitoefenen op het object, hoopte Van Dokkum deze ervaring te versterken.

De 'Klaverblad' plastiek bij het Ministerie van Financiën in Den Haag uit 1979 roept associaties op met molecuulvormen, sneeuwkristallen of regelmatig geordende vormen uit de plantenwereld. Het beeld is in de vijver geplaatst en de weerspiegeling in het water zorgt ervoor dat het beeld gecompleteerde wordt. 

In 1975 nam Van Dokkum deel aan de Second Conference on Space Structures', een internationale conferentie over ruimtelijke structuren, die in de Engelse plaats Guilford werd gehouden. Deze ontmoeting met geestverwanten van over de hele wereld maakte grote indruk op Van Dokkum. Zijn interesse in het analyseren en toepassen van wetmatige organisaties in de ruimte, moet door deze ervaring een extra stimulans gekregen hebben. 

Een aantal latere kinetische objecten hebben een sterk verticale opbouw. Een daarvan is gerealiseerd in 1982 en bevindt zich in de patio van het St. Elisabeth ziekenhuis in Tilburg. Het geheel bestaat uit vier aluminium buizen van zes meter lang die, opgehangen aan horizontale draagconstructies, boven een vierkant veld zweven. De 'Winddobbers' worden bij invallende duisternis van onder beschenen door lichtbundels, die de buizen omgeven met kokers van licht. Door aanwezige luchtstromingen en windstoten bewegen de naalden zich uit de lichtstralen en zorgen zo voor een afwisselend kijkspel voor de bezoekers (en de patiënten) van het ziekenhuis. 

Al sinds zijn studietijd maakt Van Dokkum gebruik van de computer bij zijn onderzoek naar ruimte. In het begin werd dit bemoeilijkt door de ingewikkelde programmeringseisen, waardoor de hulp van een programmatuur noodzakelijk was. Vanaf het begin van de jaren tachtig kan hij de computer echter zelfstandig inzetten bij het ontwerpproces van zijn objecten. Behalve voor het maken van berekeningen van allerlei inwerkende krachten kan hij de computer ook gebruiken om zijn beelden in een gesimuleerde omgeving te plaatsen. Het ontwerpen zelf gebeurd nog gewoon met potlood en papier. Het gebruik van de computer werpt ook zijn vruchten af bij het feitelijke realiseren van de kunstwerken. Doordat allerlei berekeningen van tevoren zijn uitgevoerd neemt de installatie vaak vrij weinig tijd in beslag. Van Dokkum geeft al jaren les in computer-ondersteunend ontwerpen aan studenten op de academies van Arnhem en Rotterdam.

De computer heeft hij voor het eerst ten volle kunnen inzetten bij het ontwerpen van het beeld Diemenzie, dat in 1982 bij het kantorencomplex in Diemen-Zuid opgehangen werd. Een trechtervormige staaldraadconstructie verbindt een aantal kantoorgebouwen in het complex met elkaar. Het beeld kenmerkt zich door eenvoud, met name in het gebruik van het materiaal staalkabel. Het lijnenspel en de wijkende vorm van de trechter leidt de blik van de kijker omhoog. De transparantie en de omhoogwijkende vorm contrasteren met de vormen van de massieve gebouwen, die juist naar boven steeds smaller toelopen. Ook het kunstwerk 'Shawl' voor het winkelcentrum 'De Crimpenhof' in Krimpen aan de IJssel is in 1992 met behulp van de computer ontworpen. Het viel Van Dokkum op hoezeer de sterke lichtinval de aanwezigheid versterkte van kille, kleurloze materialen als witgelakt staal in de koepel en een spiegelende vloer. De kleurloosheid van de achthoekige koepel contrasteerde volgens hem met de kleuren van de winkels en de levendigheid van de menigte bezoekers. Door een fel gekleurde polyesterplaat in de vorm van een wapperende doek in de koepelconstructie aan te brengen speelt hij in op de looproutes van het publiek en beoogt hij een feestelijk effect toe te voegen.